Bert van Geffen geeft een welkomstborrel. Hij treedt aan als algemeen directeur van Chemipro Nederland in Amersfoort, en dat is een feestje waard. Chemipro maakt software voor de chemische industrie en heeft vestigingen in heel Europa. Een mooie carrièrestap voor een man die nog geen veertig is.
Ria Jansen, zijn secretaresse, helpt hem tijdens de borrel met de namen. „De man die nu binnenkomt, is Stefan Bros, chef personeelszaken”, fluistert ze hem in.
„Hallo Stefan.” Van Geffen verwelkomt de chef met een brede lach. Komt goed over, zo’n directeur die alle namen kent. „Hallo Martien.” Dezelfde gulle lach. Martien Hoekstra lacht even gul terug. Hem kende Van Geffen al. Hoekstra is commercieel directeur en al zes jaar bij het bedrijf in dienst. Als Van Geffen Hoekstra de hand schudt, ziet hij hoe Ria bozig haar blik afwendt.
„Kun je vragen of Hoekstra even langskomt?”, vraagt Van Geffen de volgende dag aan zijn secretaresse. „Hij neemt niet op”, antwoordt zij na drie belpogingen. „Ik had hem vanmorgen anders wel gezien.” Dat gaat dagen achtereen zo. In de weken erop lukt het Van Geffen wel om Hoekstra een keer of drie aan de telefoon te krijgen, maar tot een onderhoud op zijn kantoor komt het maar niet.
„Waar hangt hij de hele dag eigenlijk uit?”, vraagt Van Geffen aan zijn secretaresse, en aan personeelsman Bros, en aan andere werknemers. Niemand weet het. Niemand kan hem ook vertellen wat Hoekstra eigenlijk presteert. „Vroeger was hij wel goed”, zegt Bros. „Tegenwoordig is het een raadsel wat hij hier doet.” Van Geffen houdt niet van raadsels. En als blijkt dat zijn bezoekrapporten ook niet kloppen, besluit Van Geffen een onderzoeksbureau in te schakelen.
„Ik wil weten hoe de werkdag van mijn commercieel directeur er uitziet”, zegt hij tegen de speurders. De volgende maandag wipt Hoekstra zoals gewoonlijk even langs op het werk, maar nog geen uur later is hij zoals altijd weer weg. Als hij wegrijdt in zijn auto, heeft hij niet in de gaten dat hij wordt gevolgd. Een week later komen twee onderzoekers bij algemeen directeur Van Geffen verslag doen.
„Het is een wat netelige kwestie”, zegt speurder Erik Palmen. „Ik zal u alle details geven, maar u moet begrijpen dat het gebruik van deze gegevens niet zonder risico is als u de man hierom wil ontslaan.”
„Voor de draad ermee”, zegt Van Geffen, terwijl hij van zijn koffie slurpt. „Als Hoekstra ’s ochtends zijn kantoor uitkomt, rijdt hij als een bezetene de stad uit, de snelweg op, naar een parkeerplaats achter een tankstation”, vertelt Palmen. Daar zet-ie z’n auto neer en dan wandelt hij het bos daarachter in.” „Jaja, dat zal wel”, zegt Van Geffen knorrig, „maar wat doet hij daar?” Palmen zwijgt.
Na even nadenken zegt Van Geffen: „Hé? Maar dat is toch een ontmoetingsplaats voor homo’s?” Palmen knikt bevestigend. Van Geffen kijkt ongelovig. „Maar Hoekstra is getrouwd, en de man heeft vier kinderen.” ,,Wij kunnen dit niet in ons rapport zetten”, legt Palmen uit. „Ons bureau mag rapporteren dat iemand daar stopt, hoe lang hij er blijft, maar niet wat zijn activiteiten daar zijn. Dat zijn - hoe zal ik het zeggen - verboden details.” „Dus om die reden kan Hoekstra niet worden ontslagen?”, vraagt Van Geffen. „Hij kan worden ontslagen omdat hij zijn werk niet doet”, antwoordt Palmen, „maar niet vanwege zijn activiteiten in dat bos.”
„En wat is dan het risico waar u het over had?”, wil Van Geffen weten. „Dat risico bestaat eigenlijk uit uw benadering van het probleem”, zegt de speurder. „Als Hoekstra ontslagen wordt, heeft hij recht op een ontslagvergoeding. Wat u als werkgever vooral niet moet doen, is uw wetenschap van zijn seksuele geaardheid gebruiken om die ontslagvergoeding omlaag te krijgen.” „Dan is er geen probleem”, reageert van Geffen. „Want dat ga ik heus niet doen. Maar die vent vliegt er wél uit.